Je bekijkt nu Duur arbeidsovereenkomst

Duur arbeidsovereenkomst

Een procedure voor de rechtbank ging over de vraag of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd tot stand was gekomen. Als de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gold, was de vervolgvraag of de werkgever deze rechtsgeldig heeft opgezegd.

Bij zijn indiensttreding kreeg de werknemer een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar aangeboden. Daarbij werd hem de toezegging gedaan dat bij goed functioneren de arbeidsovereenkomst zou worden voortgezet voor onbepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst werd echter met een jaar verlengd. Na afloop van het tweede jaar heeft de werkgever de arbeidsovereenkomst niet voortgezet.

De werknemer meende dat vanwege zijn goede functioneren een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand was gekomen, die door de werkgever in strijd met de wet is opgezegd. Volgens de werkgever zijn in het eerste jaar van de arbeidsovereenkomst meerdere gesprekken over zijn functioneren met de werknemer gevoerd. Omdat het functioneren van de werknemer niet goed genoeg was, is hem geen contract voor onbepaalde tijd aangeboden maar een contract voor een jaar.

Volgens de rechtbank is geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan. De werkgever heeft schriftelijk bevestigd dat de arbeidsovereenkomst voor één jaar is verlengd. De werknemer bestreed niet dat in gesprekken over zijn functioneren diverse ontwikkelpunten zijn aangegeven en dat de werkgever concrete actie van hem verwachtte om zijn functioneren te verbeteren. Omdat het functioneren van de werknemer in het tweede jaar onvoldoende is verbeterd, heeft de werkgever besloten het dienstverband niet voort te zetten. De werknemer heeft onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd om zijn stelling dat hij wel goed functioneerde nader te onderbouwen. Het enkele feit dat aan hem de jaarlijkse periodiek is toegekend en dat in de verlengingsbrief staat dat men uitkijkt naar een prettige voortzetting van de samenwerking vond de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat in het tweede jaar is voldaan aan de voorwaarde van goed functioneren.

Bron: Rechtbank Den Haag | jurisprudentie | ECLINLRBDHA2023261, 10170871 | 12-01-2023